Geslachtscel

Het vormen van geslachtscellen gebeurt met behulp van meiose. Meiose bestaat uit onderdelen. De interfase en dan meiose 1 en meiose 2. Na de meiose 1 ontstaan er 2N haploïde cellen. Na meiose 2 ontstaan er 1N haploïde cellen. Deze haploïde geslachtscellen met ieder 23 chromosomen ontstaan weer uit diploïde cellen. Deze cellen met 46 chromosomen zitten in de zaadcellen en in de eierstokken. Lichaamscellen zijn allemaal diploïd dit is 2N, omdat ze alleen in paren zijn. De geslachtscellen zijn altijd enkelvoudig dus haploïd dus N.

Meiose is bij mannen en vrouwen anders bij mannen begint het in de puberteit en duurt dan 60 dagen. Bij vrouwen start het al vanaf de geboorte maar die stopt bij de profase. Tussen de puberteit en de overgang wordt door meiose 1 elke maand een eicel gemaakt bij een meisje. Voor dat de meiose plaats vindt wordt het DNA verdubbelt. Omdat dit gebeurt bestaat ieder chromosoom uit twee chromatiden.

We beginnen eerst met meiose 1. Hier gaan de chromosoomparen uit elkaar. Hier ontstaan dan twee haploïde groepen chromosomen. Elke groep zit in een aparte cel. Alle chromosomen zijn nog steeds verdubbeld en bestaan uit twee chromatiden.

Het tweede onderdeel is meiose twee. Dit vindt bij vrouwen alleen plaats als er een eicel bevrucht is. De chromatiden worden uit elkaar getrokken net als bij mitose. Na de meiose zijn uiteindelijk vier cellen ontstaan die allemaal een haploïd aantal chromosomen heeft. Iedere cel bevat compleet erfelijke informatie voor de eigenschappen, alleen zijn deze wel in enkelvoud.

Hieronder alle verschillende fases op een rijtje van de meiose.
Meiose 1:
De interfase
De meiose gebeurt hier in de geslachtsorganen. Tijdens de meiose halveren de aantal chromosomen. Na twee delingen zijn er uit diploïde cel vier haploïde cellen.
De profase
Hier gaan de DNA moleculen zich verdubbelen. Hier zijn twee DNA strengen die precies hetzelfde zijn, ook wel chromatiden genoemd, aan elkaar vast. Hier verdwijnt nu het kernmembraan. De DNA moleculen gaan nu spiraliseren. Nu worden ze chromosomen genoemd. In het midden van de cel zitten nu de chromosomen, hier zijn ze naartoe verplaatst. Vanuit poollichaampjes groeien er eiwitdraden. Tussen de chromosomen kunnen er dan stukjes worden uitgewisseld. Dit noem je ook wel crossing-over.
De metafase
De eiwitdraden gaan vast zitten aan de centromeren. De eiwitdraden zijn daarna een heel stuk korter waardoor de chromosomenparen uit elkaar worden getrokken.
De anafase
De eiwitdraden gaan vast zitten aan de centromeren. De eiwitdraden zijn daarna een heel stuk korter waardoor de chromosomenparen uit elkaar worden getrokken.
De telofase
De eiwitdraden gaan vast zitten aan de centromeren. De eiwitdraden zijn daarna een heel stuk korter waardoor de chromosomenparen uit elkaar worden getrokken.

Meiose 2
De metafase
De nieuwe cellen zijn allebei haploïd oftewel N. Er komt nu nog een deling om deze te kunnen verdubbelen. De chromosomen verplaatsen zich weer naar het midden toe van de cel. Trekdraden zijn gekomen uit de poollichaampjes. Die trekken de chromatiden weer uit elkaar. De chromosomen zijn nu geen spiraal meer. Er wordt een nieuw kernmembraan gevormd. De nu vier haploïde cellen kunnen geslachtscellen worden.